The history of the first Apon family

Boven hebben we uitgetekend wat bekend is geworden als het eerste gezin Apon, waarover gegevens beschikbaar zijn.
Engebrecht Apon: de eerste Apon?
Frans van Kuik nam in 1986 contact op met het archief van Rotterdam, die na onderzoek tot de volgende conclusie kwamen:
“Aangezien onderzoek op Apon en Hapon geen doopinschrijving van Engel oplevert zijn we overgegaan tot het zoeken op patronym. Gezien hetfeit dat Engel’s oudste zoon bij zijn doop in 1708 de naam Pieter ontving, is het waarschijnlijk dat Engel’s vader ook die naam droeg. Op die maniertroffen we onder de dopen der Nederduits Gereformeerde kerk de doop aan van Engebrecht op 3-9-1677 als zoon van Pieter Cornelisse en Maertie Cornelisse.”
En in het Rotterdams Archief vinden we inderdaad:
Kind | Engebrecht |
Vader | Pieter Cornelesse |
Moeder | Maertie Corneles |
Getuigen | Arij Engebrechts |
Luentie Engebrechts | |
Plaats | Rotterdam |
Doopdatum | 03-09-1677 |
Bron | DTB Rotterdam inv. 1 Doop gereformeerd, index nummer 295 |
De adj. archivaris van het Rotterdams Archief schrijft verder:
“Alhier is overleden in een huis aan de Vissersdljk en op 8-5-1692 begraven Pieter Cornelijtsen. Gezien het feit dat Engel ten tijde van zijn huwelijk aan de Vissersdijk woonde, kan het hier om zijn vader gaan.”
Er wordt dus duidelijk over een mogelijkheid geschreven, sluitend bewijs hebben we nog steeds niet gevonden. Toch is dit een redelijke aanname en totdat we meer weten, beschouwen we Engebrecht als meest waarschijnlijke eerste Apon, met Pieter Cornelisse en Maertie Corneles als zijn waarschijnlijke ouders.
De volledige correspondentie uit 1986 kun je hier bekijken.
De ouders van Engebrecht
Bezoeker van de site, Ronald Dijkstra, wijst ons op de trouwakte van Pieter Cornelisse/Cornelisz en Maertie Corneles/Cornelis:
Bruidegom Pieter Cornelisz, jongeman, Swindrecht, wonend: Buyten De Delfsepoort
Bruid Maritje Cornelis, weduwe van Engelbrecht Arijensz, wonend: Buijten De Delfsepoort
Plaats Rotterdam
Datum trouwen 12-04-1671
Datum ondertrouw 29-03-1671
Ronald redeneert dat Pieter en Maertie hun eerste twee kinderen, Cornelis en Cornelia, naar hun ouders (waarschijnlijk hadden zij beiden een vader met de naam Cornelis) hebben vernoemd en hun andere zoon naar de ex-man van Maertie. Dit is echter slechts een theorie: de naam Cornelis is geen zeldzame naam en een kind naar een overleden ex-man vernoemen klinkt wat ongewoon.
Bezoeker van de site, Remko Stift, is nog dieper in de materie gedoken. Over Maertie/Maartje schrijft Remko:
De doopgetuigen van Engel Happon op 3 september 1677 waren Arij en (P)Luentie Engebrechts. Dit zijn haar zoon en dochter uit haar eerste huwelijk met Engelbrecht Ariensz. De zoon is dan 23 en de dochter 17. Het lijkt er dus inderdaad op Engel is vernoemd naar haar eerste man. Ze had in 1669 al eerder een zoon die Engebrecht werd genoemd. Ik neem aan dat die zal zijn overleden.
Remko heeft nog meer informatie:
Doordat Maartje Cornelis bij de doop van kleinkinderen vaak haar familienaam opgaf, weten we dat ze een “Bredervelt” was. Via andere doopgetuigen heb ik de link weten te leggen met Schipluiden.
Maartje Cornelis Bredervelt (abt. 1636 – 1702) was een dochter van Cornelis Isacsz Bredervelt en zijn eerste vrouw Lijsbeth Cornelis. Cornelis komt uit Schipluiden en Lijsbeth uit Zevenhuizen.
Op internet cirkuleren verschillende geruchten over Engebrecht, waaronder de veronderstelling dat hij een aangenomen zoon zou zijn. Aangezien bij de doop van Engebrecht zijn kinderen Pieter, Johannes en Adriana getuigen aanwezig waren met namen die lijken op Apon (Hendrik Hapoen en Annetje Pieters, Johannes Hapon en Johanna van der Verre, Jan Hapon en Alida Liefkens), kan het ook nog zo zijn dat Engebrecht geen (echte) zoon van Pieter en Maertie was en/of niet de eerste Apon en/of van buiten Rotterdam (Nederland?) kwam.
Feit is in elk geval dat er tijdens het leven van Engel meerdere (H)apons rondliepen. Het zou goed kunnen dat Engel broers, neven of andere familie had. Tot nu toe zijn alle Apons die wij in ons bestand hebben, nakomelingen van Engebrecht Apon. Het wachten is dus op informatie over de “missing link”.
J(o)an Happon: broer, neef of andere familie van Engebrecht?
In het Utrechts Archief vinden we een notariële akte terug van 7 december 1726 waarop de naam Jan Happon vermeld staat:

Zoals hierboven (moeilijk) te lezen is, was het beroep van Jan “oppercoopman en secunde persoon des gouvernemends van Macasser”. Een tweede bron vertelt ons ook over een Joan Happon, die sabandhaar was te Makassar op 27 maart 1708, koopman en fiscaal ald. op 27 december 1715, opperkoopman en secunde te Makassar op 29 maart 1718, gouverneur van Ternate 28 op december 1725, en van Makassar op 21 jan 1727. Waarschijnlijk spreken deze twee bronnen over dezelfde J(o)an Happon, die op 5 februari 1727 te Ternate (een eiland dat deel uitmaakt van de Molukken) is overleden. In een derde bron lezen we dat ene Joan Happon van 1724 tot 1728 gouverneur is geweest op de Molukken in Nederlands-Indië. Of dit dezelfde Happon was of een zoon van eerstgenoemde, weten we niet.
Het VOC Archief vermeldt het volgende:
Gegevens van Jan Hapon uit De oudetongh
Datum indiensttreding: 01-05-1697
Datum uit dienst: 05-02-1727
Functie bij indiensttreding: Adelborst
Reden uit dienst: Overleden
Uitgevaren met het schip: Gent
Waar uit dienst: Azie
Maandbrief: Nee
Schuldbrief: NeeGegevens van de vaart
Schip: Gent
Kamer: Amsterdam
Vertrek: 01-05-1697
Kaap: 21-08-1697
20-09-1697Inventarisnummer: 5444
Folio: 72
Aankomst: 01-12-1697
Batavia
DAS- en reisnr.: 1754.2
Jan had een dochter Jacoba die met een Rosenquist trouwde. Bezoeker van deze site, Will Rosenquist, weet ons te vertellen dat Jan Happon was gehuwd met een inlandse vrouw, met wie hij een aantal kinderen kreeg. De genealogische gegevens over deze Jan Happon kun je hier lezen (klik op de link).
Will vraagt zich af:
Als Adelborst (officiers opleiding) was [Jan] misschien ongeveer 20 jaar, of iets jonger, begonnen bij de V.O.C. tot gouverneur bij zijn overlijden.
Hij was van dezelfde generatie als Engebrecht Hapon (in het gemeente archief ook Engel Hapon genoemd), was ook koopman net als Engel, Hapon is ook de naam van Pieter, (Tamboer, en zoon van Engel), dat in het V.O.C. archief staat geschreven. Zou [Pieter] in de voetstappen van zijn oom (?) zijn getreden, die in Indië zo succesvol was.
Wendy van Well-Groeneveld heeft ook onderzoek gedaan naar de familie Rosenquist. Zij bevestigt dat Jan met een inlandse vrouw kinderen heeft gekregen:
Jacoba is de “geadopteerde” dochter van Joan Happon. “Geadopteerd” omdat hij niet met haar moeder (waarschijnlijk een inlandse vrouw) is getrouwd. Dat kwam daar in die tijd heel erg vaak voor. Het is dus DE Jan Happon waarvan jullie melding maken op jullie site. Joan Happon is uiteindelijk Gourverneur van Ternate en 33ste Gouverneur van de Molukken en dus een vooraanstaand burger in Nederlandsch Indië geworden.
Zijn grafsteen is nog te zien in de huidige Protestantse kerk in Makassar. Volgens de gravering op de steen:
Hier onder rust d’Heer Joan Happon,
Gouveneur en Directeur der Moluccos
Obiit den 5en Februarij 1727
Oudt 52 jaaren, 7 maanden 3 dagen.
Wapenborden in de kerk getuigen:
Joan Happon
In zijn leven gouveneur en directeur deser Provintie,
Obiit den 5e Febr. 1727, oud 52 jaaren, 7 maanden, 3 dagen.
Wapen : In blauw vier gouden zespuntige sterren,
geplaatst 1,2,1. Helmteken een vlucht.
Wendy schrijft verder:
Joan Happon is in 1714 bij de VOC gegaan en richting Indië vertrokken. In zijn soldijboek, in te zien bij het Nationaal Archief, staat hij ingeschreven als : Jan Hapon van de Oudetongh. Het blijkt dat hij in Oude Tonge is geboren op 2 juni 1674. Ook wordt vermeld dat Joan om de zoveel tijd geld stuurde naar huis en wel naar zijn broer Engel. Engel is geboren op 22 april 1668 ook in Oude Tonge.

Wendy noemt echter dat Jan en de in 1668 geboren broer Engel andere ouders hebben dan “onze” Engel/Engebrecht, namelijk Pieter Arentsz Hapon/Happongh/Happingh en Arentje Engels.
Pieter is een j.m. uit Geertruidenberg en Arentje is geboren in Ooltgensplaat. Naast Joan (Johannes) en Engel (vernoemd naar opa aan moederszijde) zijn er nog zuster Judith (1665) en broer Aert (1670, vernoemd naar opa vaderszijde Arent), ook beiden in Oude Tonge geboren.
Het zou dus kunnen dat we de ouders van “onze” Engel/Engebrecht fout hebben. Het lijkt echter ook niet te bewijzen dat J(o)an Happon een broer, mede vanwege de afwijkende geboortedata van de twee Engels. Een andere optie is dat deze familie neven of verdere familie van onze familie Apon is, of zelfs helemaal niet. Zoals Wendy ons schreef:
En dat daarbij Oude Tonge niet al te ver van Rotterdam ligt, maakt het aannemelijk dat dit een connectie kan zijn. Maar het blijft moeilijk om e.e.a. goed te kunnen bewijzen en aan elkaar te plakken.
We komen graag in contact met iedereen die ons meer weet te vertellen over deze J(o)an Happon of andere Happons. We hebben nog informatie over een Christiaan Hapon, die vermoedelijk geboren is rond 1745:
opvarende VOC: vertrekt 27 mei 1761, aankomst Kaap 1 september 1761, vertrek Kaap 18 september 1761, aankomst Indië 27 november 1761; contract loopt af 15 juni 1766 in Azië.
Wie was Engebrecht?
Tussen 1585 en 1650 groeide Rotterdam aanzienlijk evenals de nijverheid, handel en koopvaardij. Antwerpen had zijn positie als havenstad verloren ten gunste van Rotterdam. Dit leidde tot een immigratie vanuit de Zuidelijke Nederlanden naar onder andere Rotterdam. Voorheen werd er in Holland en in Rotterdam vooral in lastgoederen gehandeld zoals haring, bier, kaas, zout, hout, hennep en teer. De Zuid-Nederlanders werkten overwegend met “fijne waren” die meer kostbaar waren en per stuk op hun waarden werden gewaardeerd. Veel van de immigraten uit het zouden die zich met hun geld of bedrijf in de Hollandse steden kwamen vestigen, waren juist werkzaam in deze “fijne waren”. Wellicht dat Engebrecht zo’n immigrant was, we weten namelijk dat Engebrecht Apon van 1721 tot 1730 werkzaam was als wijnkoopman. Wijnen werden vooral vanuit Frankrijk geïmporteerd. De familienaam Apon duikt op in een woelige tijd (1677) met grote immigrantenstromen buitenlanders die hun heil zochten in de Nederlanden. Of de eerste Apon één van deze heilzoekers was, weten we dus (nog) niet. De immigratie in Rotterdam zal sterk zijn beïnvloed door de contacten met Engeland, Frankrijk en Duitsland, waar Rotterdam door handel, scheepvaart en visserij mee was verbonden. Daarnaast was er sprake van veel immigratie uit de Zuiderlijke Nederlanden. Indien Engebrecht (samen met familie?) als immigrant naar Rotterdam is gekomen, kan hij dus “overal” vandaan zijn gekomen. Of Engebrecht nu als immigrant naar Rotterdam is gekomen of niet, hij werkte in elk geval in een florerende handel.
Van de Noord-Franse havens was het Normandische Rouaan aan de Seine, met de voorhavens Le Havre en Honfleur het belangrijkst. De handelsgoederen die de Rotterdammers naar de Noord-Franse havens vervoerden, bestonden voornamelijk uit haring, kabeljauw, schelvis, makreel en zalm, producten van de walvisvangst zoals traan en baleinen en kaas, boter, granen, lijnzaad en meekrap. Tegenover de grote export naar de Noord-Franse havens stond slechts een bescheiden import van granen, canvas, papier, glas en zijden stoffen. De handelsbalans tussen Rotterdam en de Zuid-Franse havens zag er heel anders uit. Tegenover een bescheiden export stond een grote import van Franse wijnen, brandewijnen, zout, granen en zuidvruchten. De wijnhandel in het bijzonder was al vroeg in de zeventiende eeuw erg belangrijk; de Wijnhaven, aangelegd tussen 1610 en 1613, droeg deze naam niet voor niets en in 1618 werd de Franse wijnhandel als belangrijkste nering van Rotterdam uitgeroepen. Het is dus erg waarschijnlijk dat Engebrecht voornamelijk handelde in wijnen uit Zuid-Frankrijk.
De Franse wijnen werden hoofdzakelijk uitgevoerd vanuit Nantes waar een vrij grote kolonie Nederlandse wijnkopers actief was. Heeft Engebrecht wellicht een tijdje in Frankrijk gewoond en daar zijn achternaam ‘opgedaan’? Deze wijnkopers betroffen namelijk vaak jonge Rotterdammers die zich in Nantes vestigden om het vak te leren en ervaring op te doen. Andere havens waarmee handel werd gedreven waren Bordeaux, Libourne in het Garonne- en Dordogne-gebied, Rochelle in het Charente-gebied en Bayonne de France in het Adourgebied.
De kinderen van Engebrecht Apon
Slechts drie van de zeven kinderen hebben zelf kinderen en nakomelingen gekregen. Zoals onder aan de pagina en op onderstaande afbeelding te lezen is, overleed de oudste zoon, Pieter, in 1740 in Oost Indië, dienst doende als tamboer op het VOC-schip “Maesten”. In de akte die getuigt van zijn overlijden staat tevens dat hij drie levende broers heeft: Arnoldus, Abraham en Jan.

“De person van Pieter Happon van Rotterdam, welke in den jare 1730, jongeman en ongehuwt zijnde voor tamboer met het schip Maesten voor de kamer van Rotterdam is uitgevaren naar Oostindiën, in den Jare 1740 (zo haar comp. onderrigt wert) aldaar overleden (…)”
De archieven van de VOC vertellen ons het volgende over Pieter:

Hier kunnen we zien dat Pieter met de Haften op 7 april 1730 is vertrokken uit Rotterdam en op 28 januari 1731 in Batavia is aangekomen. De Haften was een zogenaamde “fluit”. Vocsite.nl vertelt ons het volgende over dit type schip:
“Het fluitschip is een betrekkelijk smal schip met vlakke bodem en (…) een rond achterschip. Het type is vermoedelijk ontstaan in Hoorn omstreeks 1595. (…) De fluit had drie masten. De grote mast en de fokkemast hadden elk twee razeilen, beide trapezium-vormig en vrijwel gelijk in grootte. De beide masten waren hoger dan gebruikelijk waardoor er een aanzienlijk zeiloppervlak werd gevoerd. De bezaansmast had een langsscheeps latijnzeil, de boegspriet een blindezeil. Een galjoen ontbrak bij de op het Noorden varende fluiten vrijwel steeds, maar die hadden achter een gat, de houtpoort, waardoor hun houtlast geladen kon worden. De fluitschepen die voor de zuidelijkerroutes werden gebouwd, kregen meestal wel een galjoen en ook meer scheepssier. Het smalle dek met korte loopafstanden , het eenvoudige zeilplan en een praktische opzet van staand en lopend tuig maakten de fluit een zeer goed, met kleine bemanning te varen schip. De bewapening van de fluit was vooral defensief opgezet. Het schip had doorgaans slechts enkele stukken geschut, gewoonlijk op het overloopdek. De achtersteven bood door vorm en indeling weinig mogelijkheden voor het opstellen van zwaardere stukken. Vanwege de lading was het schip een potentieel doelwit. De sterk inspringende boorden van het schip bemoeilijkte eventuele enter-pogingen. Mocht dat toch lukken, dan kon de bemannning zich terugtrekken in kampanje en bakverblijf. Alle luiken en deuren waren met ijzeren banden verstevigd en konden van binnen worden afgesloten. Schietgaten, kruiselings aangebracht in kampanje en bak, maakten het de bemanning mogelijk zich met musketten tegen vijanden op het smalle dek te verweren.De fluit werd gedurende de gehele bestaansperiode van de VOC intensief ingezet, zowel voor de reizen tussen Nederland en Oost-Indië als voor de verbinding tussen de handelsposten in de Oost. Gedurende ruim twee eeuwen werd dit type gebouwd, zonder dat principiële verbeteringen nodig waren. De belangrijkste wijzigingen in de loop van de tijd waren de invoering van een kruiszeil, bramzeilen en stagzeilen, om de snelheid op verre tochten verder op te voeren.”


Terug naar het gezin waar Pieter vandaan kwam. Zoon Coenraat en dochter Adriana moeten dus voor 1743 (het jaar dat de acte over hun broer Pieter is opgesteld) zijn overleden.

De namen Johannes en Jan werden in het verleden nogal eens door elkaar gebruikt. Aangezien we niet zeker zijn van de geboortedatum van zoon Jan, kan het het geval zijn dat Johannes en Jan dezelfde personen zijn en hij geboren is in 1711 en overleden in 1763. Graag horen wij indien mensen hier meer over weten. De overlijdensdatum van de vrouw van Engebrecht, Alida Suijthof (1676), weten wij tevens niet.
Steyger
We weten dat de vader van Engebrecht, Pieter Cornelisse, op 8 mei 1692 is begraven in Rotterdam en dat hij overleed “in het huis aan de Visschersdijk” waar hij in elk geval heeft gewoond sinds hij trouwde met Maertie Cornelis op 12 april 1671. Van Johannes, Arnoldus en Adriana weten we dat ze “op ’t Stijger” hebben gewoond. Dit kan wellicht betekenen dat het hele gezin van de Visschersdijk naar ’t Stijger (Steiger) is verhuisd. Deze twee straten liggen vlakbij elkaar. In 1334 werd het Steiger, één van de oudste, nog bestaande straatnamen van Rotterdam, voor het eerst genoemd. De naam verwijst naar de buitendijkse aanlegplaats langs de Hoogstraat. Deze bekendste en (in de 14e en 15e eeuw) belangrijkste buitendijksloot liep evenwijdig aan de dam en werd “Steyger” genoemd. Deze werd met de dam naar buiten uitgebouwd en deed aanvankelijk dienst als haven en vest. Haven en Steiger samen vormden een T-vormige haven voor de dam, waarbij de buitendijksloot de horizontale balk voorstelt en de haven de verticale balk. Hertog Willem V van Beieren gunde Rotterdam in 1351 het vrije gebruik van de steiger. In 1358 vond uitbreiding van het havengebied plaats, toen de latere Blaak en een deel van de Nieuwehaven werden gegraven als zuidelijke stadsvest. Gedeelten van het Steiger droegen voorheen verscheidene benamingen: Dordtsche Steiger, Smal Steiger, Kleine Steiger, Boerensteiger en Middensteiger. De Steigersgracht is het water tussen Steiger en Hang. De gracht voert via sluizen in de dam in de Rotte (waar nu de Hoogstraat loopt) water van de Rotte af en mondt uit in de Leuvehaven, die er ten tijde dat het eerste gezin Apon hier woonden zo uitzag.

Daar waar de Steigergracht uitmondde in de Leuvehaven, bij de Soetenbrug, begon Visschersdijk, die aan de noordzijde van de binnenhaven Blaak lag. Op de volgende kaart uit 1652 kunnen we aangeven waar Engebrecht en zijn kinderen waarschijnlijk woonden.

De Steigergracht is aangegeven met de rode lijn. De rode lijn komt aan rechts uit op de Grotemarkt, die omstreeks 1556 doorliep. Aan de rechterkant van de Grotemarkt liep de Steyger nog een flink stuk door. (zie afbeelding hieronder) Dit deel is in latere tijden gedempt. Zoals we later zullen lezen weten we dat de eerste Apons vlakbij het zakkendragershuis woonden, dat net rechts van de Rotte lag. De Rotte doorkruist de stad van noord tot zuid.De Visschersdijk heeft een groene lijn. De gele stip is de Soetenbrug, de blauwe Leuvehaven en de bruine Blaak. De haven was de belangrijkste openbare ruimte van Rotterdam. Het gebied van dam en haven vormden zowel een economisch als ruimtelijk centrum waar de belangrijke aan- en afvoerwegen bij elkaar kwamen. Op en rond dit knooppunt vonden de belangrijkste economische activiteiten plaats, voornamelijk op de marktplaatsen. De kleine marktplaatsen lagen verspreid langs de straten en kaden in de omgeving van de dam. De minder belangrijke markthandel vond het verst van het cenrum plaats. In het centrum zijn de ‘vismarct’ op de kade ten noorden van de Steigersgracht en het ‘marctvelt’ ten oosten van de dam de enige veertiende-eeuwse namen die wijzen op speciale openbare ruimten met een marktbestemming.

Op een kaart uit 1865 kunnen de de Steigergracht ook zien:

Of op de hoek van Leuvehaven en Blaak (waar nummer 20 staat op bovenstaand kaartje) destijds al de “Zeevischmarkt” was, is niet zeker, maar dat er vis gehandeld werd staat vast. De Steigergracht is grotendeels gedempt, maar bestaat nog steeds, evenals de Vissersdijk (nu zonder ch).
Zakkendragers?
Dat deze Apons in Rotterdam woonden en ook nog eens zo dichtbij de havens, heeft zijn sporen nagelaten. Over de oudste zoon van Engebrecht, Pieter (1708-1740) weten we dat hij als tamboer werkte en met het schip Ha(e)ften naar Indië vaarde, waar hij overleed. In de doopakte van Johannes Apon (1711-<1743) staat dat hij “aan ’t Stijger” woonde, achter het “Sackedragershuisie” (Zakkendragershuis). Van dit zakkendragershuis hebben we de volgende afbeelding.

We weten dat Engebrechts oudste zoon, Jan (ca 1724-1763) werkte als pakhuisknecht en het zou best kunnen zijn dat Engebrechts zonen hier hebben gewerkt als zakkendragers. Zakkendragers waren verantwoordelijk voor het laden en het lossen van de schepen in de havens. Als een schip zich meldde voor een karwei, werd de klok van het zakkendragershuisje geluid. Er was vastgesteld hoeveel man er voor het laden en lossen nodig waren. Via een spel van dobbelstenen werd onderling bepaald aan wie het werk werd gegund. Zakkendragers berekenden een flink tarief en het was een gewild beroep, zo gewild, dat de leden van het gilde een hoog inschrijfgeld konden verlangen van nieuwe belangstellenden. Dat hoge tarief had een reden. Schepen laden en lossen is zwaar werk. Dat moet gedaan worden door gezonde, sterke mannen. Het was natuurlijk niet goed om gebruik te maken van goedkope, arme sloebers. Hun productiviteit en betrokkenheid waren te klein. Dit was schadelijk voor de lading. Zakendragers moesten genoeg verdienen om zichzelf en hun gezinnen goed te kunnen onderhouden. Bovendien kon het voorkomen dat er lange wachttijden waren tussen het ene karwei en het andere. Dan kwam er geen loon binnen. Zakkendragers moesten zulke periodes overleven. Elk nieuw karwei vergde veel energie. Het laden en lossen moest onmiddellijk gedaan worden en het moest snel gebeuren.
Botersloot
Van Abraham (1721-1784) weten we dat hij in de Houttuin heeft gewoond, aan de oostzijde van de draaibrug, nabij het huidige centraal station. Tijdens zijn trouwen woonde hij aan de Botervloot, die we helemaal rechts op bovenstaande afbeelding nog net kunnen zien. De naam komt in 1433 al voor in geschriften van het Gemeentearchief Rotterdam, en dankt zijn naam aan de zuivelboeren die hun waren via de Rotte naar de stad brachten, in die tijd was de Botersloot een vaart voor platbodems die liep van de Rotte richting het Boterhuis op het zuidelijkste gedeelte bij de Huibrug (Huidenbrug). Het noordelijkste gedeelte heette de Buitenbotersloot en later de Karnemelkshaven. De kaden kwamen eerst als Achterweg voor en ook wel eens als ’s-Gravenstraat. Later heetten beide zijden Botersloot. In 1866 werd de Botersloot gedempt. Op de route van de oude Botersloot liggen nu achtereenvolgens het Binnenrottehof, het kruispunt met de Meent en de huidige Gedempte Botersloot. Na 1619 stond er aan de Botersloot de Rotterdamsche Vleeshal (deze zie je op bovenstaande afbeelding helemaal rechts), hier werd het vlees gekeurd en verpakt om bijvoorbeeld naar Engeland te worden verscheept. Voor de bouw van deze hal werd het Oude Vrouwenhuis gesloopt.Abraham overleed aan de Goudsche (rij)weg die ooit deel uitmaakte van de route naar Gouda, via Oudedijk en ‘s-Gravenweg.


Hieronder vind je alle genealogische gegevens van Engebrecht Apon en zijn gezin.
Parenteel van Engebrecht APON
I.1 Engebrecht (Engel) APON (Cornelisse, Happen, Happon, Hapoen, Happo), wijnkoopman [1721-1730], gedoopt op 03-09-1677 te Rotterdam (getuige(n): Arij Engebrechts, Luentie Engebrechts), overleden op 05-07-1743 te Rotterdam op 65-jarige leeftijd, zoon van Pieter CORNELISSE (Cornelijtsen) en Maertie (Marijtje) CORNELISSE (Cornelis).
Ondertrouwd op 06-03-1708 te Rotterdam, woonachtig opde Visschersdyck bij ’t Hofpoortje, gehuwd op 30-jarige leeftijd op 06-03-1708 te Rotterdam met Alida SUIJTHOF (Zuijthof(f), Suithof), 31 jaar oud, gedoopt op 14-06-1676 te Rotterdam, dochter van Coenaret SUYDHOFF en Catharina van MUYLENBURGH.
Uit dit huwelijk:
English

Engebrecht Apon: The First Apon?
In 1986, Frans van Kuik contacted the Rotterdam archive to investigate the origins of Engebrecht Apon. Although no baptismal record was found for Engel under the name Apon or Hapon, researchers searched using his patronym and found Engebrecht, son of Pieter Cornelesse and Maertie Corneles, baptized on 3 September 1677 in Rotterdam.
While it’s possible that Pieter Cornelijtsen, who died in 1692, was Engel’s father, conclusive evidence is still lacking. For now, Engebrecht is considered the most likely first Apon, with Pieter Cornelisse and Maertie Corneles as his probable parents.
Further research by Ronald Dijkstra suggests that Maertie was previously married to Engelbrecht Arijensz, and that Pieter and Maertie named their first two children, Cornelis and Cornelia, after their parents.
Remko Stift uncovered more information, including the fact that Maartje Cornelis Bredervelt was likely Engel’s mother-in-law, and that Engebrecht may have been named after Maertie’s first husband.
Despite rumors that Engebrecht was an adopted son or not the first Apon, all Apons in the database are descendants of Engebrecht Apon. The search continues for the missing link in the Apon family tree.
Jan Happon: Brother, Cousin, or Other Relative of Engebrecht?
In a notarial deed from December 7, 1726, found in the Utrecht Archive, the name Jan Happon appears, but it’s unclear how he was related to the Happon family. Jan was a chief merchant and second person of the government in Macassar, according to the document. Another source mentions a Joan Happon, who held various positions in Makassar and the Moluccas, and was governor of Ternate and the Moluccas from 1724 to 1728. It’s likely that Joan and Jan are the same person, who died on February 5, 1727, in Ternate. However, it’s uncertain whether a Joan Happon mentioned in a third source as governor of the Moluccas from 1724 to 1728 was the same person or a son of the former.

Jan Happon enlisted in the VOC (Dutch East India Company) on May 1, 1697, and was discharged on February 5, 1727, according to the VOC Archive. He sailed on the ship “Gent” and was an Adelborst, an officer candidate. Jan had a daughter named Jacoba, who married a Rosenquist. According to a visitor to the site, Jan was married to an indigenous woman and had several children with her.
There are some speculations about Jan’s relationship with Engebrecht Hapon or Engel Hapon, another merchant, and Pieter Hapon, a drummer and Engebrecht’s son, mentioned in the VOC archive. Jan and Engebrecht were of the same generation, and Wendy van Well-Groeneveld, who researched the Rosenquist family, confirmed that Jan had a brother named Engel, born on April 22, 1668, in Oude Tonge. However, Wendy notes that Jan and Engel born in 1668 had different parents than Engebrecht. There is a possibility that the family is related to Engebrecht’s family as cousins or more distant relatives, or perhaps not related at all.

Jan Happon’s tombstone is still visible in the Protestant church in Makassar, with the inscription mentioning him as Governor and Director of the Moluccas, who died at the age of 52 years, 7 months, and 3 days on February 5, 1727. Coats of arms in the church also testify to Jan’s prominent position. Although it’s difficult to connect everything together and prove the relationships, the fact that Jan and Engel were born in the same town and that Oude Tonge is close to Rotterdam suggests a possible connection. The search for more information about the Happon family continues, including Christiaan Hapon, born around 1745, who is mentioned in other records.
Who was Engebrecht?
Between the late 16th and mid-17th centuries, the city of Rotterdam experienced significant growth in industry, trade, and shipping. This period saw the decline of Antwerp as a major port city and the rise of Rotterdam as a center of trade. As a result of this shift, Rotterdam became a hub for the transit of goods from across Europe, with many businesses and merchants relocating to the city.
Before this period, trade in Rotterdam mainly involved bulk goods like herring, beer, cheese, salt, wood, hemp, and tar. However, with the influx of immigrants from the Southern Netherlands, who brought their expertise in trading “fine goods,” the trade in Rotterdam diversified. The Southern Netherlands were known for their production of luxury items such as textiles, silk, and spices, which were highly valued in the international market. Immigrants such as Huguenots from France and skilled craftsmen from Flanders brought their businesses to Rotterdam and contributed to its growth as a center of commerce.
It’s unclear whether the Apon family were among these immigrants, but it’s possible. The Apon family name first appeared during the late 17th century, a time when many refugees fled to the Netherlands due to religious persecution and war. Rotterdam’s immigration was influenced by its connections to neighboring countries like England, France, and Germany, as well as its position as a major port city.
Engebrecht Apon was a wine merchant who worked in Rotterdam from 1721 to 1730. Rotterdam’s wine trade was highly significant in the early 17th century, with French wines being one of the most important commodities traded. The Wijnhaven, built between 1610 and 1613, was named after this trade. Rotterdam had connections with various French ports, including Nantes, where a large Dutch wine buyer colony was active. It’s possible that Engebrecht lived in France for a while and acquired his surname there. Other ports with which Rotterdam traded during this period included Rouen in Normandy, with the outports of Le Havre and Honfleur, as well as Bordeaux, Libourne in the Garonne and Dordogne regions, Rochelle in the Charente region, and Bayonne de France in the Adour region.
In terms of trade, Rotterdam mainly exported goods like herring, cod, haddock, mackerel, and salmon, products from whaling such as oil and baleen, and cheese, butter, grains, linseed, and madder to northern French ports. In contrast, the city imported a large quantity of French wines, brandies, salt, grains, and dried fruits. This trade imbalance was typical of many European port cities during this period.
Engebrecht Apon’s Children
Out of Engebrecht Apon’s seven children, only three had descendants. According to the VOC-document below, oldest son Pieter passed away in 1740 while serving as a drummer on the VOC ship “Maesten” in the East Indies. The document that confirmed his death also mentioned his three living brothers: Arnoldus, Abraham, and Jan.

According to the VOC archives, Pieter left Rotterdam on April 7, 1730, on a ship called the Haften, which arrived in Batavia on January 28, 1731. The Haften was a type of ship known as a “fluyt.” The fluyt was a narrow ship with a flat bottom and a rounded stern. It had three masts, with the mainmast and foremast having two square sails and the mizzenmast having a fore-and-aft sail. The fluyt was an efficient ship to sail with a small crew and was used extensively by the VOC for voyages between the Netherlands and the East Indies.


Coenraat and Adriana, Engebrecht’s other son and daughter, must have died before 1743, which is when the document about Pieter was drafted. It is possible that Johannes and Jan are the same person, and he was born in 1711 and died in 1763 since the names Johannes and Jan were often used interchangeably in the past. However, there is uncertainty regarding Jan’s birth and death dates. Anyone with more information on this matter is welcome to provide it. The date of Engebrecht’s death is also unknown.
The Steiger
Pieter Cornelisse, the father of Engebrecht, was buried in Rotterdam on May 8, 1692. He had lived in a house on Visschersdijk since his marriage to Maertie Cornelis on April 12, 1671. Johannes, Arnoldus, and Adriana lived on ’t Stijger, which may mean that the entire family moved from Visschersdijk to Steiger. These two streets are located near each other. In 1334, Steiger was first mentioned as one of the oldest surviving street names in Rotterdam. The name refers to the quay outside the dike along Hoogstraat. The outer-ditch, called Steyger, ran parallel to the dam and served as a port and fortress. Duke Willem V of Bavaria granted Rotterdam free use of the Steiger in 1351. The harbor area was expanded in 1358 when the future Blaak and part of the Nieuwehaven were dug as the southern city ramparts. The Steigersgracht is the water between Steiger and Hang, and it runs through locks in the dam in the Rotte and flows into Leuvehaven. The Visschersdijk began near the Soetenbrug, where the Steigergracht flowed into Leuvehaven, on the north side of the inner harbor Blaak.

Engebrecht and his children likely lived near the “zakkendragershuis,” just to the right of the Rotte, as indicated on a map from 1652.

The harbor was the most important public space in Rotterdam, where the major incoming and outgoing routes converged. The ‘vismarct’ on the quay north of the Steigersgracht and the ‘marctvelt’ east of the dam were the only fourteenth-century names that indicated special public spaces with a market destination.
The Steigergracht has largely been filled in, but it still exists, as does the Vissersdijk (now without “ch”). On a map from 1588, Steiger is clearly visible. On a map from 1865, the “Steigergracht” can also be seen. It’s uncertain whether the “Zeevischmarkt” was already located on the corner of Leuvehaven and Blaak at that time, but it’s certain that fish was traded there.

Dockworkers?
Dockworkers were a significant part of life for the Apon family, who lived close to the ports of Rotterdam. Pieter Apon, Engebrecht’s eldest son (1708-1740), worked as a drummer and sailed to the Dutch East Indies on the ship Ha(e)ften, where he passed away. Johannes Apon (1711-<1743), another son of Engebrecht, lived “at the Stijger” behind the “Sackedragershuisie” (Dockworkers’ House), as noted in his baptismal record.

Dockworkers were responsible for loading and unloading ships in the ports. The bell of the dockworkers’ house was rung when a ship arrived for a job, and a predetermined number of men were needed for the task. Using a game of dice, the dockworkers themselves decided who would be awarded the job. This profession was so popular that the guild could demand a high entrance fee from new applicants, as the job required healthy, strong men. Dockworkers charged a substantial fee because loading and unloading ships is hard work, and their productivity and commitment were vital to preserving the cargo’s integrity. Dockworkers had to earn enough to support themselves and their families well and survive long waiting periods between jobs. Every new job required a lot of energy, as loading and unloading had to be done immediately and quickly. It is possible that Engebrecht’s sons worked as dockworkers, considering the nature of the job and the family’s proximity to the ports.
Botersloot
Abraham (1721-1784) resided in the Houttuin on the eastern side of the drawbridge close to the present-day central station. At the time of his marriage, he lived on the Botersloot. The Botersloot is a canal that was used by dairy farmers to transport their goods via the Rotte river to the city. The canal had two parts, the Buitenbotersloot in the north, later renamed Karnemelkshaven, and the southernmost part, running from the Rotte towards the Butter House near Huibrug. The quays were originally known as Achterweg or ‘s-Gravenstraat, but later both sides were called Botersloot. The Botersloot was filled in 1866 and now the Binnenrottehof, the intersection with the Meent, and the current filled Botersloot are located on the route of the old Botersloot. The Rotterdam Vleeshal (meat hall) was built on the Botersloot after 1619, where the meat was inspected and packaged for shipment to places like England. The Old Women’s House was demolished to make way for the construction of this hall. Abraham passed away on the Goudsche (rij)weg, which was formerly part of the route to Gouda via Oudedijk and ‘s-Gravenweg.


Genealogy with descendants of Engebrecht APON
I.1 Engebrecht (Engel) APON (Cornelisse, Happen, Happon, Hapoen, Happo), wine merchant [1721-1730], baptized on September 3, 1677 in Rotterdam (witness(es): Arij Engebrechts, Luentie Engebrechts), died on July 5, 1743 in Rotterdam at the age of 65, son of Pieter CORNELISSE (Cornelijtsen) and Maertie (Marijtje) CORNELISSE (Cornelis). Banns proclaimed on March 6, 1708 in Rotterdam, residing at the Visschersdyck near the Hofpoortje, married at the age of 30 on March 6, 1708 in Rotterdam to Alida SUIJTHOF (Zuijthof(f), Suithof), 31 years old, baptized on June 14, 1676 in Rotterdam, daughter of Coenaret SUYDHOFF and Catharina van MUYLENBURGH.
From this marriage:
- Pieter HAPPEN, drummer, baptized (Reformed) on December 16, 1708 (witness(es): Hendrik Hapoen and Annetje Pieters), residing at the Gelderij near the Hofpoortie, died in 1740 in the East Indies. On July 5, 1743 … The person of Pieter Happen from Rotterdam, who in the year 1730, being a young man and unmarried, sailed as a drummer with the ship Maesten for the Chamber of Rotterdam to the East Indies, died there in 1740, according to their information … three brothers … named Jan Happen, Arnoldus Happen and Abraham Happen … no sisters, no other or more brothers or sisters’ children … only Alida Zuijthof and the aforementioned Jan, Arnoldus and Abraham Happen …
- Johannes, baptized on July 21, 1711 in Rotterdam (witness(es): Johannes Hapon and Johanna van der Verren), residing behind the Sackedragershuisie on the Steiger, died before 1743.
- Coenraat (Appen, Happen), baptized (Reformed) on January 26, 1713 in Rotterdam (witness(es): Coenraet Suythoff and Trijntje Suythof), under the name Coenraat Appen, died before 1743.
- Arnoldus (Happen), baptized on February 7, 1715 in Rotterdam (witness(es): Francois Valare and Joris Molnardus), residing at the Stijger, buried on September 4, 1769 in Rotterdam at the age of 54. Married to Stijntje GARTIJ, died before 1769.
- Adriana, baptized on February 14, 1719 in Rotterdam (witness(es): Jan Happon and Alida Liefkens), residing at the Stijger, died before 1743.
- Abraham (Happen), born on March 09, 1721 in Rotterdam, baptized (Reformed) on March 09, 1721 in Rotterdam (witness(es): Abraham Oostermans and Trijntie Suithof), residing in Houttuin, died in Rotterdam at the age of 63. Goudseweg at ’t Ent, buried on September 20, 1784 in Rotterdam, “Abraham Apon, widower of Willemijntje van Vliet, leaving behind one minor and six adult children”. Married on October 17, 1745 in Rotterdam, married at the age of 24 on November 02, 1745 in Rotterdam, “young man, from Rotterdam, residing on Botersloot” “Young woman, from Rotterdam, residing on Raamstraat” to Willemijntje van VLIET, 19 years old, baptized on December 23, 1725 in Rotterdam, buried on September 16, 1784 in Rotterdam at the age of 58.
- Jan (Happen), warehouseman, born circa 1724, buried on September 03, 1763 in Rotterdam. Married to Hester ANDERSON (Roelofs).